IPM gaat verder dan gras en bodem alleen |
|
|
|
Nino Stuivenberg,
woensdag 1 juli 2020 |
|
| 413 sec |
'Meer aandacht nodig voor biologische plaagbestrijding'
Bij duurzaam sportveldonderhoud hebben we het vaak over het bestrijden van onkruiden en schimmels zonder pesticiden. De overlast van plagen, zoals engerlingen, emelten en de eikenprocessierups, neemt echter steeds verder toe en is ook onderdeel van het beheer. Het is belangrijk om op plagen te anticiperen, stellen Mark Timmerman (Prograss) en Ad van Bruggen (Biocontrole). 'Biologische plaagbestrijding is 100 procent onderdeel van IPM; het is belangrijk dat daar meer aandacht voor komt.'
De langpootmug zet zijn eitjes af. |
We spreken af met Mark Timmerman en Ad van Bruggen op de Lochemse Golfclub. Dat we juist deze locatie gekozen hebben voor ons gesprek, is geen toeval. De Lochemse is de thuisbaan van Timmerman - hij zit er al jaren in de baancommissie - en op deze locatie is in het verleden veel getest met biologische bestrijding. Timmerman begint te vertellen: 'Begin deze eeuw is Prograss in samenwerking met Henk Vlug gestart met de inzet van aaltjes op golfbanen. In die tijd werden nog chemische middelen ingezet tegen engerlingen. Wij introduceerden toen aaltjes als biologische bestrijding van de rozenkever.'
Onderdeel van IPM
Inmiddels zijn we ruim vijftien jaar verder. Per 1 april 2020 geldt het pesticidenverbod met voorlopig nog een aantal uitzonderingen, maar duidelijk is dat sport- en golfclubs over moeten op biologische plaagbestrijding. Daar is echter nog te weinig aandacht voor, merkt Ad van Bruggen van Biocontrole. 'Het gebruik van chemie wordt alleen maar minder; die weg is ingeslagen en dat zal niet zo snel teruggedraaid worden. We hebben het allemaal over IPM, maar bijna alleen in verband met onkruid of schimmels. Terwijl de manier waarop wij plagen bestrijden voor 100 procent onder IPM valt: het is een geheel biologische methode. We moeten daar meer aandacht aan geven.' Timmerman voegt toe: 'IPM gaat verder dan gras en bodem alleen. Een greenkeeper heeft te maken met zijn hele terrein; daar speelt veel meer dan gras en bodem. En er is een relatie tussen wat je in het ene gebied doet en het andere.'
| Mark Timmerman (Prograss) en Ad van Bruggen (Biocontrole) |
|
|
Gebrek aan kennis
Waarschijnlijk hangt dit gebrek aan aandacht samen met het feit dat de meeste fieldmanagers en greenkeepers vooral verstand hebben van schimmels en onkruiden. Bij plagen is die kennis wat minder, denkt Timmerman. 'Iedereen roept wel van alles, maar de kennis ontbreekt vaak. Als je puur naar de opleiding tot fieldmanager of greenkeeper kijkt, vraag ik me af hoeveel aandacht er voor plagen is.' Van Bruggen deelt zijn mening en geeft een voorbeeld uit zijn eigen praktijk. 'Ik geef veel lezingen en presentaties en stel dan over plaagdieren standaard dezelfde vraag. Engerlingen zijn larven van bladsprietkevers, zoals de rozenkever, meikever en junikever, en eten onder de grond aan wortels. Dat weten de bezoekers wel. Emelten kennen ze ook allemaal. 'Eten die ook aan wortels?', vraag ik dan. Veertig tot zestig procent denkt dan van wel, terwijl dat niet zo is. Dat geeft aan dat de kennis nog verbeterd kan worden: niet alleen weten wat er onder de grond speelt, maar ook wat ertegen te doen is.'
|
'Als je schade ziet, ben je te laat en loop je achter de feiten aan'
| |
|
Achter de feiten aan
Dit jaar kwamen eind januari al de eerste meldingen binnen van foeragerende vogels op sportvelden, en de aanwezigheid van engerlingen en emelten lijkt toe te nemen. Timmerman: 'Als je schade ziet, ben je te laat en loop je achter de feiten aan. De emeltenplaag lijkt wel erger dan eerder. Greenkeepers klagen veel over emeltenschade op greens. Dat zou nog erger zijn geweest als er competitie gespeeld werd.' Wil je ze op tijd bestrijden, dan moet je daar in het najaar al mee beginnen. Maar juist in die maanden is er geen overlast en dus wordt de aanpak vaak uitgesteld. Timmerman: 'In september zien we niks op de greens, dus dan is het al gauw: "we kijken het even aan". Zodra het voorjaar aanbreekt, is het echter weer feest. Door onze zachte winters blijven de emelten actief en vreten het gras aan. Van de engerlingen is men zich langzamerhand wel bewust, maar ook daarbij kom je deze denkwijze nog tegen. Daar moet echt een knop om. Bij biologische bestrijding moet je vooruitdenken. In de grond ontwikkelen de larven zich al. Als je wacht tot de engerlingen kevers worden en uitvliegen, volgt er weer eiafzet en wordt de plaagdruk alleen maar groter.'
| Determineren van de juiste soort is erg belangrijk. |
|
|
Biodiversiteit
Waar de toename van engerlingen en emelten vandaan komt, is moeilijk vast te stellen. Volgens Van Bruggen kan biodiversiteit een rol spelen. Door biodiversiteit krijgen we meer ruigtegebieden met hoog gras. Bovendien willen we steeds vaker water vasthouden en bufferen in plaats van afvoeren. Dat zijn locaties waar langpootmuggen zich het lekkerste voelen. Die goede omstandigheden vertalen zich naar onze sportvelden. Van Bruggen: 'De eitjes worden altijd afgezet in lage vegetatie, want een emelt komt 's avonds en 's nachts boven de grond en eet aan de jonge aanzet van het gras. Bij lang gras kan dat bijna niet. Dat is één van de redenen dat je ze op golfbanen en sportparken zoveel tegenkomt. Dus we zullen de komende jaren denk ik wel een toename zien. De namen mei- en junikever hebben eigenlijk niets meer met het insect te maken; je komt ze bijna het hele jaar tegen. Dat heeft met klimaat te maken en met het slepen van producten. Als een greenkeeper of sportveldbeheerder bijvoorbeeld plantgoed of graszoden koopt bij een teler elders in Nederland, kunnen er ook achtergebleven eitjes in zitten van kevers die van nature niet voorkomen in zijn omgeving.'
Biocontrole begint elk jaar in mei met de eerste monitoringsrondes op natuurgrasvelden op sportparken, waarbij visueel en onder de grond gekeken wordt. Van Bruggen: 'Sportvelden waar ik eitjes of al engerlingen tegenkom, worden vanaf dat moment gemonitord. Uiteindelijk geven we advies over het wel of niet bestrijden en zo ja, het moment van bestrijden. Het doel is om te bestrijden voordat je secundaire schade hebt door roeken, kraaien, dassen, noem maar op. Daarmee ontzorgen we de sportparkbeheerders en zorgen we ervoor dat de velden altijd bespeelbaar zijn.' Het beste moment voor emeltenbestrijding is als het tegen de winter loopt, eind september of begin oktober, mits de bodemtemperatuur nog hoog genoeg is. 'Maar op dat moment heb je geen schade en moet je dus preventief geld uitgeven. Vaak ligt dat ingewikkeld.'
| Ekatop heeft een machine ontwikkeld die ook op terreinen met hoogteverschil uit de voeten kan. |
|
|
Ontwikkelingen in methoden
Kies je voor bestrijding met aaltjes, dan zijn er verschillende methoden om ze toe te dienen. In het verleden was het gebruikelijk om 's avonds te spuiten met een spuitboom. 'Die methode had wat haken en ogen, omdat je met levend materiaal werkt', legt Timmerman uit. 'Je moet oppassen met zonlicht; daar kunnen aaltjes niet tegen. En de temperatuur en spuitdruk moeten goed zijn.' Daarom werden machines ontwikkeld om de aaltjes direct in de bodem te injecteren. Een bekend voorbeeld is de Vredo-doorzaaimachine, die gebruikt wordt om nematoden in te brengen met veel water. Het voordeel hiervan is dat je ook overdag kunt werken, maar de machine is betrekkelijk groot. Voor fairways op golfbanen, die vaak ondulaties hebben, is dat een probleem. Onder meer Ekatop, het bedrijf van Ed Kleinlugtebeld, heeft daarom een kleinere machine ontwikkeld die ook op dat soort terreinen uit de voeten kan.
|
Begrijpen we het beestje waar we last van hebben wel van A tot Z?
| |
|
Kevers zijn ook te vangen, al valt dat niet mee. Voor rozenkevers bestaan feromoonvallen, die met name op golfbanen geplaatst kunnen worden, maar minder interessant zijn op sportvelden in verband met vandalisme. Meikevers komen op het licht af. Je zou ze daarom met een lichtbron kunnen aantrekken, een lamp met glazen plaat, gecombineerd met een bak water met zeepsop. 'Maar als je dat doet, krijg je ook de kevers die normaal gesproken zouden langsvliegen', zegt Van Bruggen. 'Dan haal je de ellende naar je toe. Conclusie: kevers zijn lastig en als je ze al vangt, heb je geen garantie dat ze nog geen eieren hebben afgezet', vult Timmerman aan.
| Vleermuizenkast langs de golfbaan |
|
|
Overlevingstactiek
Heb je het over het afzetten van eitjes, dan is het bruggetje naar die andere bekende plaag gauw gemaakt: de eikenprocessierups. De overlast hiervan was vorig jaar groot. Volgens Van Bruggen is droogte één van de oorzaken daarvan. 'Door droogte zien we dat eiken er al vroeg in het seizoen slecht bijstaan en bruin worden. Van alle rupsen, soms wel meer dan 100 soorten op een gemiddelde eik, gaat een gedeelte dood omdat er dan niets meer te eten is. Maar wat doet de eikenprocessierups anders dan andere rupsen: hij gaat wandelen, de boom uit, op zoek naar een andere eik. Het is zijn tactiek om te overleven.' De toename komt volgens hem in ieder geval niet door de temperatuur in de winter. De eipakketjes van de processierups die in juli en augustus afgezet worden in de bomen, zitten daar tot en met maart. Die zijn zo afgeschermd dat temperaturen van +30 tot -30 geen invloed hebben op het uitkomen. 'De boerenuitspraak "het moet eens goed vriezen" gaat in dit geval niet op.'
|
'Vleermuizen eten meikevers en processievlinders, een mooie combinatie'
| |
|
Nederland vol vogelhuisjes
Over de manieren om rupsen te bestrijden, is al veel gezegd en geschreven. Maatregelen die niet werken, zijn de rupsenval - een zak om de boom - en plastic of dubbelzijdig tape. Hoe moet het dan wel? 'Ik promoot al jaren het ophangen van vleermuizenkasten, om zo meer vleermuizen naar locaties te krijgen waar veel rupsen en dus ook vlinders voorkomen. Vleermuizen eten eikenprocessievlinders en daarnaast ook meikevers. Een mooie combinatie', zegt Van Bruggen. 'En ook mestkasten voor mezen zijn populair. Heel Nederland hangt nu vol met vogelhuisjes. Het initiatief is goed; laten we dat vooropstellen. Maar vogels eten ook alle andere rupsen. Of het nu koolmezen zijn, pimpelmezen, spechten, boomkruipers: ze eten rupsen, soms ook rupsen die op de rode lijst van de Vlinderstichting staan.' Daarnaast zijn er de bloemenmengsels; daar komen gaasvliegen en sluipwespen op af. 'Dat zijn natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups doordat ze eitjes afzetten in alle rupsen. De keuze van een methode is dus niet zwart-wit, maar het werkt allemaal mee aan de biodiversiteit in de openbare ruimte.'
| Larve van de rozenkever |
|
|
De enige selectieve manier om de eikenprocessierups te monitoren, is met feromoonvallen. Deze moeten dan eind juni, begin juli in de bomen gehangen worden. Een kanttekening is dat je deze vallen officieel niet alleen mag gebruiken ter bestrijding. 'Als je een product wilt inzetten als bestrijdingsmiddel, moet dat via een toelating door het Ctgb. Vallen hebben die niet. Je monitort er dus het aantal vlinders mee, en wat je vangt is meegenomen.' Elke val heeft een werking van ongeveer 100 tot 150 meter in diameter. Ze werken relatief goed, stelt Van Bruggen. 'We weten uit tellingen van entomologe Silvia Hellingman dat 50 tot 55 procent van de gevangen mannetjesvlinders nog niet gepaard heeft. Op plekken waar feromoonvallen hangen, is de plaagdruk relatief hetzelfde gebleven, maar eromheen is die wel hoger geworden.'
Feiten en fabels
We sluiten het gesprek af met een aantal concrete adviezen. Hoe kun je als fieldmanager of greenkeeper het best optreden tegen plagen? Stap één is het in kaart brengen van het probleem: wat is de oorzaak? Timmerman: 'Wij kunnen meestal - op basis van foto's of locatiebezoek - al aangeven over welk type engerling we het hebben. Komen we er niet uit, dan sturen we een monster op naar Biocontrole. Determineren is niet altijd simpel, maar erg belangrijk, want op basis daarvan kies je het type aaltje of de mix van aaltjes die je gaat inzetten.' Niet alle aaltjes werken op alle engerlingen. Is de determinatie eenmaal duidelijk, dan volgt advies over de aanpak: wanneer, waarmee en op welk moment is het mogelijk om te bestrijden? De cycli van kevers is daarbij belangrijk. Soms kun je beter wachten en pas bestrijden als het grootste deel van de eitjes uitgekomen is.
| Een emelt |
|
|
Kortom: biologische plaagbestrijding is complexe materie. 'Je moet heel goed in de gaten hebben wat de levenscyclus is', besluit Timmerman. 'Kijk maar naar de eikenprocessierups, waarover veel fabels de ronde doen. Op het moment van dit interview [eind mei, red.] zijn de eerste nesten van eikenprocessierupsen zichtbaar in de bomen. Dat betekent dat ze ook hun vervelende brandharen hebben, wel 700.000 per rups. Dus wees voorzichtig, want begrijpen we het beestje waar we last van hebben wel van A tot Z? De effectiviteit van biologische bestrijding hangt daarmee samen. Je doet dat niet altijd op een vast tijdstip; door weersinvloeden kan dat verschuiven. Als je eenmaal in de smiezen hebt hoe het allemaal werkt, kun je er veel mee bereiken.'
| De overlast door de eikenprocessierups was vorig jaar groot. |
|
|
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
|
|
|
H.J.Vlug
Thursday 2 July 2020 |
|
Een mooi en goed verhaal van beide heren. Ik wil hier wel een paar kleine kanttekeningen bij maken. Emelten moet je in het najaar bemonsteren volgens de methode zoals beschreven in het handboek grasveldinsecten. Klimaat heeft geen invloed op de populatie van emelten. Dit heeft te maken met een periodiciteit van 7 jaar waarin de populatie opbouwt en ineens weer in elkaar stort door de latente aanwezigheid van het tipulid iridescens virus. In het genoemde handboek staat ook wat de bestrijdingsdrempel is en juist die is erg belangrijk bij geïntegreerde bestrijding. Ook wat engerlingen betreft speelt het klimaat geen enkele rol. Ook hier speelt periodiciteit een rol hoewel niet zo duidelijk als bij emelten. Het weer (en dat is heel wat anders dan klimaat) speelt wel een belangrijke rol wat betreft de fenologie (tijdstippen van uitkomen van eieren en ontwikkeling van de individuen). Eieren van processierupsvlinders worden in augustus/september gelegd. De rupsen ontwikkelen zich als spoedig binnenin het ei en overwinteren dus als rupsje in het ei. De misvatting dat eieren zich pas in het vroege voorjaar ontwikkelen is een hardnekkig misverstand omdat zogenaamde kenners dit plachten te roepen. Gaasvliegen en sluipwespen: gaasvliegen leggen geen eieren in de rupsen. De larven van gaasvliegen eten kleine rupsjes, evenals het zevenstippelig lieveheersbeestje (die niet in de kruidlaag komt!). Sluipwespen parasiteren inderdaad in rupsen maar zijn niet de belangrijkste parasitoïde. Dat zijn de twee soorten sluipvliegen waarvan de ene micro-eitjes op jonge bladeren legt die dan door de rupsen gegeten worden; de tweede soort legt eieren op het spinsel van de rupsen en deze kruipen naar binnen om zo op de rupsen te parasiteren. De verwachting is dat vooral deze vliegen te maken hebben met het vanzelf weer verdwijnen van de eikenprocessierupsen. Ook hier speelt periodiciteit een rol: het lijkt erop dat er eens in de honderd jaar eikenprocessierupsen voorkomen. Het wachte is op de teruggang. De fauna van de kruidlaag heeft geen relatie met die van de boomkruidlaag. Daarom is een rijke flora wel leuk als berm en misschien nuttig voor ecologisch evenwicht in de berm maar heeft geen enkel effect tegen eikenprocessierupsen.
|
|
|
|
|
|
G. Hellingman
Thursday 8 October 2020 |
|
De typering "zogenaamde kenners" van H.J. Vlug in zijn reactie doet mij denken aan het moment dat Vlug rupsen had meegenomen die hij had verzameld bij een klant van Hellingman Onderzoek & Advies. Eén blik op deze rupsen was voldoende om te constateren dat Vlug een bakje eikenprocessierupsen had meegenomen, zonder zich daarvan bewust te zijn. |
|
|
Tip de redactie
|
|
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.
|
|
|
|