| |||||||||||
Bandensector wil meewerken aan certificeringsprogramma en verdere verlaging paks in SBR Zembla bedrijft N=1-onderzoeksjournalistiek, luidt de mening van Van Oostenrijk. Wat bedoelt hij daarmee? Er wordt aan de hand van één incident en zonder deugdelijk bewijs een complete industrie op kosten gejaagd. Er bestaan ongeveer honderd wetenschappelijke onderzoeken naar mogelijke gezondheidsrisico’s van rubbergranulaat. Geen enkel onderzoek geeft aan dat er reële risico’s zijn en toch wordt een uitzending gemaakt die de hele sector op zijn kop zet, enorme geldverspilling en kapitaalsvernietiging tot gevolg heeft en de gebruiker de schrik op het lijf jaagt. Als Van Oostenrijk over het beroemde Industox-onderzoek praat, gaat zijn toon nog een stapje omhoog: ‘Dit onderzoek is het enige in vivo onderzoek dat ooit is uitgevoerd naar de effecten van kunstgras en mede is bekostigd door de bandenindustrie. We hebben van zeven proefpersonen meer dan driehonderd urinemonsters genomen en die onderzocht. Dan kan Zembla wel zeggen dat dit onderzoek niet wetenschappelijk is en te beperkt van opzet, maar als blijkt dat het effect nul is, dan is er toch geen enkele reden om verder onderzoek uit te voeren? Dat zou geldverspilling zijn. Je gaat toch niet als een blinde kip onderzoek doen om het onderzoek?’ Van Oostenrijk merkt verder nog fijntjes op: ‘Bovendien: is dit een gevalideerde wetenschappelijke onderzoeksmethode, om te kijken of verder onderzoek zinvol is?’ Na de uitzending van Zembla is voor Recybem de gifbeker nog lang niet leeg. Korte tijd daarna kwam de NOS met het interview met toxicoloog professor Martin van den Berg. Deze toxicoloog is volgens Van Oostenrijk helemaal niet ter zake kundig en zou geen trackrecord hebben in de vorm van relevante wetenschappelijke publicaties. Ook de berichtgeving van de NOS in de dagen voorafgaand aan de publicatie van het RIVM-onderzoek, waarin kunstgras wordt vrijgepleit, heeft Van Oostenrijk in hoge mate gestoord. ‘Een dag voordat het RIVM-onderzoek naar buiten komt, meldt het NOS-journaal nog doodleuk dat de RIVM waarschijnlijk een rapport zal uitbrengen met veel mitsen en maren: “Het is niet uitgesloten dat er nog een groot vervolgonderzoek komt.” En even later meldt de NOS dat het RIVM-rapport dat de volgende dag uitkomt geen uitsluitsel zal geven over de vraag of sporten op kunstgras wel veilig is.’ Volgens Van Oostenrijk is dit willens en wetens gelogen: ‘Ze kenden de letterlijke conclusies van het RIVM-onderzoek die maandagmiddag al.’ Wat betreft de verslaglegging van de NOS wordt Van Oostenrijk gelukkig publiekelijk gesteund door de ombudsman van de NOS, die de verslaglegging van de eigen journalisten als duidelijk onder de maat beschouwt. De voorman ziet dat allemaal als too little, too late en overweegt zelfs een klacht tegen Zembla in te dienen, via de Raad voor de Journalistiek of zelfs via een civiele procedure. Voor Van Oostenrijk is het volkomen onbegrijpelijk dat een journalist van Zembla met publiek geld een publieke toepassing om zeep gaat helpen. Dat is volgens hem maatschappelijk ongewenst gedrag. Van Oostenrijk: ‘En dat terwijl dit infill materiaal gewoon het allerbeste materiaal is voor deze toepassing. Het is er niet voor gemaakt of ontworpen, er is geen marketing- of salesmanager aan te pas gekomen om het te ontwikkelen. Dat hebben de aannemers van kunstgrasvelden zelf ontdekt, omdat ze een probleem hadden met de speeltechnische eigenschappen van kunstgras-voetbalvelden. Dit was het enige materiaal dat in combinatie met kunstgras een natuurlijk kunstgrasveld kon benaderen. Bovendien een gerecycled product, relatief goedkoop en ook nog eens met een veel langere levensduur dan kurk, TPE, EPDM of andere alternatieven. Voeg daaraan toe de CO2-reductie en de besparing op fossiele en natuurlijke grondstoffen en het plaatje is rond.’ Recybem Voor Van Oostenrijk is het niet de eerste keer dat er stront aan de knikker was. In 2007 dropte een medewerker van chemiegigant DSM een aantal kritische vragen over SBR-infill op de redactie van dagblad De Telegraaf, met als werkelijk doel het positioneren van het eigen TPE-infillmateriaal. Hoewel de insteek in 2007 meer gericht was op milieuschade en minder op gezondheidsrisico’s, lijken beide affaires veel op elkaar. Van Oostenrijk lijkt echter de mening te huldigen dat zijn sector alleen maar sterker uit de strijd is gekomen. ‘SBR-infill is met afstand het best onderzochte materiaal van de kunstgrasindustrie’, luidt zijn stellige mening. Ook nu verwacht de Vereniging Band en Milieu dat de markt niet structureel zal veranderen. Natuurlijk zal er een enkel veld met kurk worden ingestrooid, maar andere vormen van infill zullen naar het oordeel van Van Oostenrijk geen voet aan de grond krijgen. ‘Te duur en duidelijk slechter als het gaat om sportfunctionele eigenschappen.’ Van Oostenrijk: ‘Laat duidelijk zijn. Als voetballend Nederland zich zorgen maakt over rubber-Infill, moeten wij die zorgen serieus nemen, en zijn we dus bereid mee te denken en te werken aan een normstelling, die dichter bij de zogenaamde consumentennorm ligt en het materiaal te verbinden aan een certificeringsprocedure.’ 8 miljoen banden Van Oostenrijk legt uit hoe de verwerking van banden gaat. In Nederland rijden ongeveer acht miljoen auto’s rond. Als je ervan uitgaat dat iedere auto één band per jaar vervangt, komen er per jaar acht miljoen banden op de markt. Dat is exclusief banden van vrachtauto’s. De verwerking van al die banden wordt gecoördineerd door Recybem en kost € 1,30 per band. Dat geld is nodig omdat de verwerking van banden door gecertificeerde inzamelaars en verwerkers nog steeds meer kost dan het oplevert. Allereerst worden alle banden gesorteerd in twee partijen: banden die nog veilig zijn om mee te rijden en schrotbanden. Deze schrotbanden worden in Nederland verwerkt door een viertal bedrijven, waarvan Rumal en Granuband voor de sportveldensector de bekendste zijn. Genan, wereldwijd het grootste bedrijf op dit gebied, verwerkt niet in Nederland, maar is wel gecertificeerd volgens dezelfde normen. Verschrotte banden worden in Nederland niet alleen in kunstgrasvelden verwerkt. Ongeveer 25 procent gaat naar de sport en globaal dezelfde percentages worden afgezet naar de automotive industrie, de infrastructuur en de productie van comfortmatten voor onder meer koeienstallen. In Nederland wordt praktisch geen SBR-granulaat verbrand, maximaal 3 tot 5 procent. Paks Paks, dat is waar het allemaal om gaat. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, waarvan er een aantal bewezen kankerverwekkend zijn. De bandenindustrie ontkent niet dat er paks in autobanden en dus in rubbergranulaat zitten. De vraag is echter in hoeverre deze schadelijk zijn voor sporters. De concentraties zijn laag en doordat de paks 'gevangen' zitten in de matrix van het autobandenrubber, kunnen ze er niet zomaar uit weglekken of worden opgenomen via bijvoorbeeld huidcontact. Het RIVM heeft ook gekeken naar de concentraties. Van Oostenrijk pakt een stukje papier en rekent voor hoe groot de blootstelling aan bijvoorbeeld de paks volgens het RIVM is. Van Oostenrijk pakt een stukje papier en begint te rekenen. Stel je voor dat je twee tot vier uur per week op een voetbalveld staat, en dat gedurende 28 weken per jaar. Vergelijk dat eens met de paks die je dagelijks, 365 dagen per jaar, binnenkrijgt via eten, roken of meeroken, BBQ’en en deelnemen aan het verkeer. Het rekensommetje voor de vuist weg van Van Oostenrijk is waarschijnlijk niet wetenschappelijk onderbouwd, maar houdt in dat de hoeveelheid paks waaraan je tijdens het sporten wordt blootgesteld ten hoogste 1 procent bedraagt van wat je totaal aan paks binnenkrijgt. Van Oostenrijk: ‘Het RIVM heeft berekend dat de belasting voor een keeper tussen de 28 en 97 nanogram paks op dagbasis is, terwijl wij met ons dagelijkse voedsel tussen de 1800 en 4900 nanogram paks binnenkrijgen. Op jaarbasis is dit bij voetbal een belasting van 0,0005 gram en uit onze dagvoeding ongeveer 1,6 gram. Dit laatste is een factor 3200 meer, dus nog heel veel minder dan 1%!’
Tip de redactie |
|