| |||||||||||
De laatste tijd zijn in de pers berichten verschenen over de ongevoeligheid voor droogte van de eieren van de rozekever (Phyllopertha horticola). Een verkeerde interpretatie van de wetenschappelijke literatuur hierover ligt aan deze foute veronderstelling ten grondslag. De aanmaak van 'serose', een extra laagje binnen het chorion of ook wel de eischaal van de rozekever, zou de kans op verdroging tegengaan.
Uitdroging Insecten die onder droge omstandigheden leven, zoals insecten die in de woestijn leven of voorraads-insecten zoals de meeltor die in gedroogde producten hun eieren leggen, hebben in de evolutie de eigenschap ontwikkeld om een speciaal laagje aan te leggen aan de binnenkant van het chorion dat het binnendringen van vocht wel toelaat, maar het uitdrogen juist niet toelaat. Dat laagje heet serose. Dit is dus niet bij alle insecten het geval en kan dan ook niet ontstaan bij een soort waarbij de vorming van serose in de evolutie niet ontwikkeld is. Het ei van de rozekever ligt gedurende ongeveer vier weken in de grond en neemt dan water op uit zijn directe omgeving. Gedurende die vier weken zwelt het ei op tot twee maal zijn oorspronkelijke diameter, dus vanaf het moment dat het ei gelegd is. Pas in de derde week nadat het ei is gelegd, ontwikkelt zich de engerling binnen het ei. Omdat er in de evolutie geen rekening mee gehouden hoefde te worden dat het ei kon uitdrogen is er ook niet de mogelijkheid ontstaan om serose aan te maken om uitdroging tegen te gaan. Hierdoor kunnen de eieren van de rozekever uitdrogen en zich niet verder ontwikkelen tijdens een langere periode van droogte in de grond waar ze liggen. Gebruik de droogte Van deze droogte kunnen we gebruik maken om de rozekever te bestrijden. De meeste eieren worden gelegd in de laatste week van mei en de eerste week van juni. In sommige jaren is die periode wat langer en vliegen de eierenleggende vrouwtjes al in de derde week van mei en in de eerste twee weken van juni, maar dat hangt van diverse weersomstandigheden af. De mannetjes komen ongeveer een week eerder uit de grond en vliegen dan al massaal laag over het gras. Als de maand juni erg droog verloopt betekent het dat die eieren dit niet overleven en de populatie van de rozekever krijgt hierdoor een gevoelige klap. De eieren die eventueel laat in juni gelegd worden hebben meer kans om te overleven als er dan nog regen komt. populatie engerlingen verminderen Het is voor particulieren heel moeilijk om gebruik te maken van die droogte omdat het verschil tussen geel gras en dood (bruin) gras een kwestie is van een paar dagen. Greenkeepers herkennen het onmiddellijk wanneer het gras iets water moet hebben, dus op golfbanen kan men uitstekend gebruik maken van dit droogtefenomeen. Na een grote dip in de populatie zal het al gauw drie of vier jaar duren voordat de populatie is hersteld naar een niveau waarop schade verwacht kan worden. In die periode is de kans groot dat er weer een droge junimaand optreedt zodat opnieuw de populatie in elkaar klapt. Hierdoor ontstaat een continu zeer lage (natuurlijke) populatie rozekevers die geen schade doen. Dit is onder andere te zien in gebieden die niet kunstmatig beregend worden zoals wegbermen. Sportvelden hebben meestal groot onderhoud in juni en het ingezaaide gras heeft water nodig. In dit geval is het erg moeilijk om te 'spelen' met droogte.
Anders voor de zes andere engerlingen Voor de zes andere soorten engerlingen geldt dit verhaal niet helemaal. De kevers van die soorten vliegen op een ander moment waardoor de eieren zelden last hebben van droogte tijdens hun ontwikkeling. Ook dit geldt in zijn algemeenheid want de zomer van 2018 was zeer droog en dit is uniek te noemen. Hiervan hebben een aantal soorten last gehad, maar het is nu nog moeilijk te voorspellen wat hiervan het effect in de volgende jaren zal zijn. Een aantal sportvelden heeft dit jaar toch nog wel last gehad van engerlingen, van onder andere de kleine julikever (Anomala dubia). Voor zover bekend zijn deze sportvelden beregend in de tijd dat de eieren zich ontwikkelden. Kevers die zich ontwikkelen van ei tot kever doen er in het geval van de rozekever één jaar over (univoltien) terwijl de meeste andere voorkomende soorten er twee of meerdere jaren over doen. De engerlingen van soorten die meerdere jaren over hun ontwikkeling doen zijn als larve (engerling) in staat droogte te overleven door dieper de grond in te kruipen en eventueel voor langere tijd hier te overleven door hun metabolisme (stofwisseling) stop te zetten. Op deze wijze doen ze een jaar langer over hun ontwikkeling. Dit geldt niet alleen bij droogte, maar ook bij andere ongunstige omstandigheden zoals geuren of vloeibare stoffen waardoor ze verdreven worden of van nature wanneer de temperaturen te laag zijn. De nieuw te verwachten soort, de Japanse kever, doet in de gematigde streken van Noord Amerika één jaar over zijn ontwikkeling en in noordelijke streken zoals in Canada duurt de generatie twee jaar.
Tip de redactie |
|