| |||||||||||
Gemeentelijke bomenmannen oordelen over recent verschenen onafhankelijk naslagwerk Andrew Hirons was één van de sprekers op het symposium Climate Trees, afgelopen 20 juni. Hij waarschuwde bij die gelegenheid voor het gebruik van wat hij commerciële bomenboeken noemt: catalogi van kwekers die voornamelijk gebaseerd zijn op de 'buitenkant' en weinig oog zouden hebben voor beperkingen en tekortkomingen. Wij vragen twee door de wol geverfde boombeheerders naar hun mening. Zijn Hirons en zijn Zweedse coauteur Henrik Sjöman hierin geslaagd?
De gids is voortgekomen uit een samenwerking met The Tree and Design Action Group (TDAG), een onafhankelijk samenwerkingsverband van partijen in de boomverzorging en landschapsarchitectuur. Tony Kirkham, hoofd van het Kew Arboretum, heeft het voorwoord geschreven: 'Te vaak worden beslissingen genomen alleen op basis van esthetische eigenschappen of oppervlakkige, tegenstrijdige informatie uit de literatuur. Het feit dat Hirons en Sjöman wetenschappelijke informatie als basis hebben genomen, is een stap voorwaarts in de kwaliteit van de informatievoorziening voor diegenen die bepalen welke bomen geplant worden.' Maarten Bekkers, beleidsmedewerker groen bij de gemeente Schiedam, gebruikt tot nu toe vooral het Bomenboek van Boomkwekerij Udenhout. Hij onderschrijft dit standpunt: 'Blijven wij voor het maken van een bomenkeuze kijken in catalogi op basis van wat we mooi vinden, of gaan we nadenken over wat we nog meer kunnen bereiken met een boom?' Tekst loopt door onder de afbeelding
Klimaatverschil tussen Engeland en NederlandMannes Konijnenbelt, medewerker boomverzorging bij de gemeente Hellendoorn: 'Allereerst is het goed om te vermelden dat het boek hoofdzakelijk bedoeld is voor Engeland en de rest van Groot-Brittannië met zijn zeeklimaat, wat een veel milder klimaat is dan dat in de lage landen. De winters zijn zachter in Engeland en de zomers natter; dat zijn veel vriendelijkere omstandigheden voor bomen. Het Nederlandse klimaat toont in vergelijking daarmee meer overeenkomsten met het klimaat in Duitsland, dus zou een Duits naslagwerk betrouwbaarder zijn. De lezer moet dus goed beseffen op welke grond en in welk klimaat hij of zij zit en welke inheemse soorten er zijn. Hirons vindt bijvoorbeeld zilveresdoorn niet geschikt als laan- en straatboom, omdat die op rijkere gronden kans op scheuren geeft. Op onze zandgrond is hij daarvoor echter wél geschikt, ook al vraagt hij de nodige ruimte. Celtis australis zou hittebestendig zijn, volgens Hirons en Sjöman, maar wij zagen hem tijdens de extreem droge periode dit jaar beduidend minder worden. De droogte in Nederland is zeer waarschijnlijk een ander type droogte dan in Engeland. Ulmus laevis ofwel de fladderiep is inheems in Nederland, heeft geen iepenspintkever en is een goede vervanger voor eik in het buitengebied. Dat benoemen Hirons en Sjöman niet. De verschillen binnen Nederland zijn überhaupt al groot: Acacia groeit hier op de zandgronden in Twente heel goed, maar waait op de klei in het westen uit elkaar. In deze regio is een amberboom met zijn brosse hout een twijfelboom.'Bekkers vult aan: 'Er is ook een verschil tussen de hoogte die een boom kan bereiken volgens kwekers en wat Hirons over de maximale hoogte van een boom zegt. Ik zou wat dat betreft eerder vertrouwen op de uitspraken van de Nederlandse kwekers. Onder Engelse omstandigheden kunnen bomen groter worden.' Handige icoontjesHet boek beschrijft alleen maar soorten. Variëteiten worden wel genoemd, maar niet omschreven. Het digitale boekwerk kan doorzocht worden met filters voor specifieke eigenschappen: toepassingsmogelijkheden, boomhoogte en krooneigenschappen, natuurlijke habitat, droogtetolerantie, gevoeligheid voor wateroverlast, schaduw- en windtolerantie, esthetische kwaliteiten, waarschuwingen (issues to be aware of) en variëteiten. Maar de lezer kan ook zoeken op bodemtype, winterhardheid en zouttolerantie.
Bekkers legt de digitale gids van Hirons en Sjöman naast het Bomenboek van Boomkwekerij Udenhout: 'Het Bomenboek van Boomkwekerij Udenhout beschrijft bomen meer aan de hand van uiterlijke kenmerken. Hirons en Sjöman beschrijven ook de ideale fysiologische en klimaatomstandigheden. De veranderende klimaatomstandigheden, waarbij droge en natte periodes extremer zijn, noodzaken tot nadenken: wat voor soort bomen planten wij vanaf nu in de stad? Wat ik vooral een waardevolle toevoeging vind van Hirons en Sjöman, is dat zij standaard droogte- en watertolerantie behandelen. Deze aspecten vind je nagenoeg niet terug in het Bomenboek van Boomkwekerij Udenhout. Heel af en toe wordt er iets vermeld, zoals "verdraagt drogere gronden".' Hirons en Sjöman zijn heel specifiek in hun beschrijvingen op dit vlak en hanteren hierin logische verdelingen, bijvoorbeeld: 'Een boom die drie dagen droogte verdraagt, wordt droogte-intolerant genoemd en een soort die tot drie maanden droogte verdraagt, wordt droogtetolerant genoemd. Onze volwassen bomen reiken tot aan het grondwater door de hoge grondwaterstand in Schiedam, maar wij moeten bij jonge aanplant bij extreme droogte om de twee tot drie dagen terugkomen om ze water te geven. Hadden we bijvoorbeeld gekozen voor droogtetolerante soorten, dan scheelt dat aanzienlijk in het watergeven in de aanplantfase. Uiteraard moeten deze soorten het dan in de volwassen fase ook naar hun zin hebben bij een wat hogere grondwaterstand. Een voorbeeld is Alnus cordata. Deze toekomstbestendige cultivar heeft een grotere tolerantie voor droogte, maar kan tijdelijk ook goed tegen natte voeten. Tree Species Selection beschrijft dit. Gezien de zomer die we hebben meegemaakt - en het is niet ondenkbaar dat dergelijke zomers vaker zullen voorkomen - zie ik in zowel Alnus cordata als Alnus spaethii als een waardevolle stadsboom.' Konijnenbelt: 'Ik vind de digitale gids heel overzichtelijk. Ik zou hem wel gebruiken, natuurlijk in combinatie met al bestaande gidsen zoals het Duitse naslagwerk van professor Hans Dieter Warda, Van den Berk over bomen, en Loofbomen in Nederland en Vlaanderen van Goudzwaard. Het is erg handig dat de gids iconen bij elke soort toont, waardoor je kunt zien hoe groot de boom wordt, of hij zuilvormig groeit of juist breed, wanneer hij bloeit en hoe tolerant hij is voor droogte. Alle kenmerken, op natuurwaarden na, staan schematisch vermeld. Van den Berk heeft in zijn boek wel een icoon voor vorstgevoeligheid, maar droogte staat apart vermeld bij de eigenschappen onder "grondsoort". Tekst loopt door onder de afbeelding
Meerdere geschikte soorten Bekkers vindt het nuttig dat Hirons en Sjöman een bandbreedte aangeven voor klimaattolerante soorten. 'Zij geven daarbij niet alleen inheemse geschikte soorten aan, maar ook exoten. Want soorten die wij twintig jaar geleden niet als winterhard beschouwden, zijn dat nu wel. Dat weten we door voortschrijdende inzichten, maar het komt ook doordat vorstperiodes minder lang duren. Wie zegt dat soorten die wij nu als uitheems beschouwen, hier over een poos niet zo ingeburgerd zijn dat we ze als normale bomen zien? Een voorbeeld is de plataan. Bij het grote publiek is niet altijd bekend dat hij uit Zuid-Frankrijk komt, maar iedereen beschouwt hem inmiddels wel als normale stadsboom. Wellicht staat deze over vijftig of honderd jaar in het rijtje "inheems".' VerbeterpuntenKonijnenbelt zegt dat hij zeer te spreken is over het nieuwe werk, maar dat er altijd verbeterpunten zijn. Zo is hij kritisch over de beschreven afwegingen die een ontwerper of bestekschrijver moet maken voordat deze een boom kiest. Op pagina 17 wordt gesteld dat bomen van strategisch belang zijn. Om te kunnen aanslaan en de volle potentie te tonen, geldt: de juiste boom op de juiste plaats. Op esthetisch gebied let een bestekschrijver op allerlei kenmerken. Maar deze moet zich volgens de auteurs ook afvragen: hoeveel doorwortelbare ruimte is er op de plantlocatie? Wat voor gebouwenstructuur staat eromheen? Waar liggen kabels en leidingen? Hoe ziet de doorwortelbare ruimte er in de toekomst uit? Is de bodem vervuild? En ook: wat is het microklimaat op de plantlocatie en wat is de oorspronkelijke habitat van de boom? Vanuit biologische invalshoek stippen de auteurs aan dat bestekschrijvers bij hun boomkeuze moeten letten op diversiteitsdoelstellingen, kwetsbaarheid voor bedreigingen van de boom en invasieve eigenschappen van de gekozen soort.Ook beschrijven Hirons en Sjöman praktische overwegingen zoals plantmogelijkheden, budget en regelgeving en vinden ze afwegingen op het gebied van successie en toleranties van groot belang. Men kan van tevoren bedenken of de boom, als onderdeel van een ecosysteem, moet voorzien in voedsel of brandhout, of hij positieve effecten moet hebben op vervuiling van bodem en lucht en of de boom een culturele bijdrage moet leveren door zijn recreatieve, esthetische of gezondheidswaarde. Ecologisch labelKonijnenbelt: 'Dat hebben ze mooi omschreven. Maar in deze tijd van insectensterfte kan een bomengids niet meer uitkomen zonder de ecologische waarden van elke soort te beschrijven. De ecologische waarde is van essentieel belang bij toekomstbestendige bomen. De behandeling daarvan ontbreekt meestentijds in het werk van Hirons en Sjöman, maar eigenlijk ook in de naslagwerken van de kwekers. Ik zou graag zien dat elk naslagwerk voortaan een ecologielabel geeft aan soorten, zoals de huidige energielabels die groen zijn bij hoge A-kwaliteit, geel bij gemiddelde D-kwaliteit en rood bij inferieure G-kwaliteit. Zo werd een exemplaar van Gleditsia triacanthos in onze wijk zelfs "zoemboom" genoemd door de kinderen van een gezin in ons dorp, omdat het in de hele boom tijdens de bloeiperiode gonsde van de insecten. De goudvink foerageert dolgraag in Cercidiphyllum japonicum: de vruchten en knoppen zijn z'n lievelingskostje. Malus toringo trekt 's winters pestvogels aan. Nyssa sylvatica heeft onopvallende bloemen, maar is een perfecte drachtboom voor bijen en trekt ook vogels aan. Er staat geen woord over de ecologische waarde van deze bomen in het boek. Een andere ecologisch heel waardevolle boom is Malus 'Red Sentinel'. Deze wordt überhaupt niet genoemd. Hier en daar wordt summier verwezen naar ecologische waarde, zoals bij Acer campestre: "Good for bees and other insects", terwijl de appelvink erop foerageert.'Bekkers: 'Ik herken wat Mannes Konijnenbelt daar zegt. In informatie van kwekers, en ook in Tree Species Selection, wordt de ecologische waarde van bomen helaas niet standaard behandeld: soms wel, soms niet. Salix alba wordt in Trees Species Selection niet geprezen om zijn ecologische waarde en wordt in het Bomenboek van Udenhout al helemaal niet genoemd. Het is zowat de meest Nederlandse boom die je je kunt voorstellen, voor velen misschien zelfs een saaie boom. Maar de wilg is toevallig wel een van de eerste boomsoorten die voedsel biedt voor allerlei bestuivende insecten en is daarmee enorm waardevol voor het lokale ecosysteem. Zonder de wilg zouden veel vroeg vliegende insectensoorten het heel lastig krijgen. Acer capillipes is een van mijn favorieten als waardevolle en klimaatbestendige stadsboom; deze esdoorn kan droogte redelijk doorstaan, zeker hier in het westen, waar de grondwaterstand redelijk hoog is. De boom verdraagt ook korte perioden waarin hij natte voetjes heeft, alhoewel dit niet te lang moet duren. Maar de belangrijkste reden waarom ik deze boom tot mijn favorieten reken, is het feit dat dit een ongelofelijk waardevolle boom is voor bestuivende insecten. Dit wordt gelukkig wél omschreven in Tree Species Selection, maar niet in het Bomenboek van Boomkwekerij Udenhout.' Ook kan er volgens Konijnenbelt meer informatie in over de zuiverende werking van bomen, wat in stedelijk gebied een groot voordeel is. 'Bomen en bladtypes onttrekken elk verschillende componenten aan de lucht. Naaldbomen, maar ook ruwe en behaarde loofbladeren staan erom bekend dat ze bij uitstek fijnstof onderscheppen. Plataan, eik, populier en wilg stoten veel vluchtige organische stoffen uit, waardoor de kans op smog in de zomer toeneemt. Je kunt dus bijvoorbeeld beter niet hele platanenlanen in stedelijk gebied toepassen, zoals ooit in het centrum van Nijmegen is gebeurd.' DetailsKonijnenbelt mist hier en daar de puntjes op de i. 'Op pagina 5 prijkt een foto van zuilvormige iepen die resistent zijn. Welke zijn dit eigenlijk? Op pagina 125 staat een foto van een zeer grove schors, met het bijschrift Celtis australis. Maar deze soort behoudt juist een zeer gladde stam, net als beuk. Celtis occidentalis daarentegen heeft zo'n grove schors, dat het zelfs pijn doet als je eroverheen wrijft met je hand. Hier zijn dus twee soorten door elkaar gehaald. Bij de omschrijving van Cornus 'Eddie's White Wonder' is de tekst verwisseld van de illustraties rechtsonder op de bladzijde. Aesculus parviflora is absoluut geen boom, Corylus avellana, Euonymus europaeus, Magnolia stellata en Prunus laurocerasus ook niet.'Tekst loopt door onder de afbeelding
Praktijkkennis'Misschien hadden de auteurs nog meer mensen uit de praktijk moeten betrekken bij het schrijven van het boek', oppert Konijnenbelt voorzichtig. 'Wij planten een divers sortiment aan en proberen altijd van alles. Daardoor zien we dat niet alles goed aanslaat of succesvol is in de openbare ruimte. Corylus colurna wordt door de auteurs geschikt bevonden als laan- en straatboom en als boom in een kleine tuin. Maar wij hebben ondervonden dat het eigenlijk geen laan- of straatboom is, vanwege de vracht aan vruchten die hij elk jaar laat vallen. Hij hoort echt in een park thuis, niet langs de weg. Op pagina 191 staat Liquidambar styraciflua omschreven als "excellent, fast growing, versatile tree". Daar hebben wij ook andere ervaringen mee ...'VergelijkingKonijnenbelt legt het nieuwe naslagwerk van Hirons en Sjöman naast dat van de boomkwekerijen Van den Berk en Udenhout, waarvan de meeste ontwerpers, beheerders, boomverzorgers en bestekschrijvers in Nederland tot nu toe gebruikmaken. 'Hirons en Sjöman is het uitgebreidste en daarna Van den Berk over bomen. Ik kan niet zeggen dat het ene naslagwerk beter is dan het andere. Soms noemt de een iets wat de ander niet vermeldt. Dat gaat om details. Ebben en Van den Berk noemen bijvoorbeeld Gleditsia als belangrijke bijenplant. Hirons en Sjöman zeggen er niets over. Wat wel opvallend is, is dat Hirons en Sjöman Issues to be aware of bespreken, oftewel aandachtspunten: ze waarschuwen voor negatieve gevolgen of eigenschappen van boomsoorten, zoals invasieve eigenschappen, problemen door veel vallend fruit, allergische reacties, extreme grootte of worteluitlopers. Dat zal een boomkweker natuurlijk nooit doen, want daarmee zou hij zijn eigen product negatief beschrijven. Boomkwekers vermelden eerder waar een boomsoort wél geschikt voor is.'Bekkers is het hiermee eens: 'Salix alba, de boom die in februari en maart als eerste voedsel levert voor bijen en insecten, is niet opgenomen in het Bomenboek van Udenhout. Hij vertegenwoordigt nauwelijks handelswaarde. Maar los van het feit dat de boeken en de app van andere kwekers enigszins gekleurd zijn en primair gericht zijn op het stimuleren van de handel, zit er natuurlijk enorm veel kennis bij kwekerijen!' 'Het werk is geschreven in het Engels; dat kan een drempel vormen voor deze of gene. De studenten van tegenwoordig zijn waarschijnlijk wel goed onderlegd in het Engels, maar voor mijn generatie is dat niet vanzelfsprekend. De app heeft wel de toekomst, denk ik. Je kunt een app ook snel bijwerken als er nieuwe inzichten zijn. Een boek moet opnieuw worden uitgebracht, zoals je ziet aan de verschillende edities die er bestaan van Van den Berk over bomen. Wat ik mis bij Hirons en Sjöman, is de bronvermelding bij foto's. Leo Goudzwaard doet dat consequent in zijn boek Loofbomen in Nederland en Vlaanderen. Het is zeer informatief om te weten waar een foto precies is gemaakt.' EindconclusieBekkers' eindoordeel is positief: 'Ik ga er zeker mee aan de slag, voornamelijk vanwege de klimatologische handvatten.'Konijnenbelt klinkt ook enthousiast. 'Ik ga het werk zeker gebruiken, zoals ik eerder al zei. Maar het is goed om te beseffen dat boeken nooit volledig zijn, ook al zijn ze gebaseerd op wetenschappelijke informatie. Het is goed om open te staan voor andere naslagwerken en mensen met kennis over bomen. Daarnaast is het opdoen van praktijkkennis misschien wel het allerbelangrijkste. Probeer uit! Plant aan! En kijk of de boom het goed doet op jouw bodem, in jouw klimaat en groeiomstandigheden.'
Tip de redactie |
|